De reis of de bestemming

Bij lezingen geef ik deelnemers weleens opdracht om te na te denken over wat hun belangrijkste persoonlijke waarden zijn en of ze daar trouw aan zijn in hun dagelijkse doen en laten. Waarden zijn persoonlijk, zeg ik erbij, dus je mag alles opschrijven wat voor jou belangrijk is, maar één antwoord mag niet: geluk. Iederéén wil immers gelukkig zijn. In een onderzoek in 48 landen over de hele wereld bleek dat we geluk zelfs belangrijker vinden dan een zinvol leven. Daar zit ogenschijnlijk een zekere logica in: als je gelukkig bent, wat zou je dan verder nog willen? Dan ga je gewoon lekker gelukkig zitten zijn en hoef je verder niks meer.

Toch klopt dat niet. Een doel bereiken kan gelukkig maken; bestemming bereikt, dus dan kunnen we ontspannen en ervan genieten. Maar het geluk is tijdelijk. In de praktijk blijkt dat we juist onderweg, tijdens de reis, meer positieve gevoelens ervaren. Die ervaren we bij elke stap die ons dichter bij de bestemming brengt. Geluk komt dus vaak meer voort uit onze vooruitgang op weg naar het doel dan uit het bereiken daarvan.

Er zijn in feite twee systemen in het brein. Verlangen – hunkeren, streven, ambiëren, hoe je het ook noemt: je wilt ergens naartoe. En genieten: je bent er. Bij verlangen speelt dopamine een rol, een hormoon dat energie en een lekker gevoel geeft. Mensen genieten bijvoorbeeld meer vóór hun vakantie, als ze zich erop verheugen, dan tíjdens de vakantie: dan wordt hun geluk sterk bepaald door alledaagse kleine dingen zoals hoe lang je moet wachten op een ober of een bus, hoe aardig de bevolking is of hoe klaterend de douche-straal in je hotel.

Het is paradoxaal, want je werkt aan een doel omdat je denkt dat het fijn zal zijn als je er bent. Maar ben je er eenmaal, dan ontstaat vaak een ‘Is that all there is?’-effect (het liedje van Peggy Lee) of, wanneer je wel voldaan bent, gaat dat gevoel snel over en dan wil je méér, of je wilt juist weer iets anders. Zoals Schopenhauer al stelde: elk menselijk streven ontstaat doordat we denken dat het ons gelukkig zal maken, maar als we het bereikt hebben, valt dat altijd tegen.

Moeten we het streven naar geluk dan opgeven? Ja, denk ik. Sterker nog: geluk als doel heeft voor mij iets leegs en oppervlakkigs. Maar ik zie ook niet veel in het boeddhistische motto ‘Je hoeft nergens heen’. Dan mis je de passie van het verlangen, het streven, ergens naartoe willen. Ik zie geluk daarom liever als een bijproduct dat je ervaart tijdens de reis die in dienst staat van andere waarden – zoals zingeving, verbondenheid, je ergens deel van voelen. Het is niet je bestemming, maar het kan je onderweg ten deel vallen. Geniet ervan, maar zonder te verwachten dat je nooit meer op reis hoeft. Want ergens naartoe willen, weer op weg gaan, dat is juist de sjeu van het leven.

 

Dit is een een column uit de laatste bundel van Roos Vonk, O nee dit gaat over mij.