Macht corrumpeert, zei de Britse historicus Lord Acton, en zijn woorden werden beroemd. Hij bedoelde dat macht de moraliteit van mensen aantast. Dat is niet niks, want we zijn van machtige mensen afhankelijk voor een leefbare planeet, een eerlijke verdeling van schaarse middelen en zorg voor de kwetsbaren. En het lijkt vaak alsof juist de meest machtige mensen – mensen als Trump en Putin, of de leiders van grote multinationals – vooral aan hun eigenbelang denken en niet aan de rest van de wereld.
Maar klopt dat ook echt? En zo ja, worden mensen zo doordat ze macht hebben, of waren ze al zo en kregen ze daardoor macht? In psychologisch onderzoek naar de effecten van macht worden deelnemers puur willekeurig, door de worp van een dobbelsteen, toegewezen aan de positie van baas of ondergeschikte. Daarna worden hun reacties geobserveerd. Door de willekeurige toewijzing kan de onderzoeker de mogelijke rol van reeds bestaande verschillen tussen machtigen en ondergeschikten uitsluiten. In werkelijkheid zijn er natuurlijk ook nog persoonlijkheidsverschillen tussen mensen die opklimmen tot een machtige positie en degenen die dat niet lukt of die daar geen behoefte aan hebben.
Macht heeft verschillende effecten, blijkt uit dit type onderzoek. De zelfwaardering stijgt: mensen met macht krijgen een positiever beeld van zichzelf. Ze weten (in dit onderzoek) dat ze door puur toeval in de machtige positie zijn gekomen, maar ze krijgen desondanks het gevoel dat zij beter zijn dan die ander.
Macht heeft ook tot gevolg dat mensen meer positieve emoties ervaren, ze zijn optimistischer en ook dominanter en assertiever. Ze handelen meer vanuit hun eigen drijfveren en zijn minder gevoelig voor signalen van buitenaf. Ze zijn meer gericht op actie: handelen, risico nemen. Ze hebben minder remmen. Mannen gaan meer aan seks denken en denken ook eerder dat een vrouw wel zin heeft als ze gewoon vriendelijk doet (seksuele overperceptie). Sociaal psycholoog Joris Lammers heeft deze effecten van macht vergeleken met dronkenschap: je wordt wat losser, makkelijker, je ziet minder beren op de weg. Machtige mensen verwerken informatie ook op een andere manier: globaler, gericht op het doel en niet de weg daarnaartoe, met minder aandacht voor details en voor wat er onderweg mis kan gaan.
De hogere zelfwaardering en het wegvallen van twijfels en remmingen kan bij mensen in leidinggevende functies tot zorgwekkende zelfoverschatting leiden. Daar komt bij dat anderen het gunstige beeld vaak bevestigen. Op die manier kan iemand die opklimt tot leidinggevende dankzij bepaalde specifieke talenten (bijvoorbeeld organisatietalent of vakinhoudelijke kennis) ten onrechte aannemen dat hij overal verstand van heeft.
Daaraan ligt een misverstand ten grondslag dat weleens het Johan Cruijff-effect wordt genoemd; Cruijff had een mening over diverse niet-voetbal-gerelateerde onderwerpen – waarover hij wellicht even weinig wist als ieder ander. Anderen luisterden daar niettemin aandachtig naar vanwege zijn status, en zagen er vaak verborgen wijsheden in. We zien dit ook steeds vaker bij BN'ers die in talkshows aanschuiven om hun 'licht' te laten schijnen op onderwerpen waar ze even weinig van weten als de eerste de beste man of vrouw in de straat.
BN’ers zijn niet per se machtige mensen, maar ze hebben dezelfde hoge sociale status, men kijkt tegen ze op en ze krijgen voornamelijk positieve feedback. Er hangt vaak een sfeer van bewondering om hen heen, mensen vinden het bijzonder hen te ontmoeten en versterken daardoor hun rooskleurige zelfbeeld. Als ze iets stoms zeggen of doen krijgen ze nauwelijks adequate feedback, dus dat zelfbeeld wordt ook nooit gecorrigeerd. Bij mensen als Trump of Putin vlieg je gewoon de laan uit als je kritiek geeft, maar ook bij meer democratische machthebbers is het oppassen. Kritiek kan er altijd toe leiden dat je in de min komt in het emotionele bankboekje. Mensen beseffen dat en zeggen niet alles wat ze denken.
Mensen met macht en aanzien zeggen zelf altijd dat ze het doorhebben als er tegen ze wordt geslijmd, maar ik kan na vele jaren onderzoek hierover stellen dat niets minder waar is. Ze zullen het vast weleens een keer opmerken, maar al die keren dat het níet opmerken, daar hebben ze geen weet van: de keren dat ze een medewerker een promotie gaven omdat die zo’n goede verstandige kijk op dingen had, terwijl die zich in werkelijkheid effectief omhoog slijmde door vaak met hen in te stemmen; de keren dat ze dachten dat ze grappig waren omdat er beleefd werd gelachen om hun flauwe grappen; of dat ze, zoals Trump, uit een gesprek kwamen met het idee dat ze ergens veel kijk op hebben, want niemand durfde hun gewauwel te corrigeren. Nadat Trump zich door deskundigen liet informeren over COVID, kwam hij naar buiten en verklaarde tegenover de pers: 'Ik hou van deze stuff, ik begrijp het echt. Al deze artsen zeiden: Hoe kan het dat u er zoveel over weet?' Achter hem zag je de deskundigen die wel door de grond wilden zakken. Hun lichaamstaal sprak boekdelen. Maar hardop zeiden ze niets.
Een Washington Post-journalist die mij ooit hierover interviewde, concludeerde dat de gevolgen niet gering zijn. Hoe machtiger iemand wordt, des te minder realistische feedback krijgt hij, des te meer verstoord zal zijn kijk op de werkelijkheid zijn – terwijl juist alles wat hij doet des te meer gevolgen heeft, door zijn macht. Het interview vond plaats zo'n tien jaar voordat Trump president werd en een karikatuur van dit zorgwekkende scenario tot werkelijkheid maakte.
In combinatie met de genoemde ontremming en zelfoverschatting wordt het gebrek aan realistische feedback een gevaarlijke cocktail. De overmoedige, goedgeluimde leidinggevende die in een impuls de grenzen van een minder machtige overschrijdt, zal zich vaak zelf oprecht van geen kwaad bewust zijn. En de ander zal niet gauw geneigd zijn er een opmerking over te maken, met als gevolg dat het gedrag ook niet wordt gecorrigeerd en de overtreder het vaker doet. Zo raak je makkelijk op een hellend vlak, met gevolgen als bully-gedrag en ongewenste intimiteiten die we kennen uit de media.
De incidenten komen in het nieuws als ze al dermate ernstig zijn dat het naar buiten komt. Daardoor zal de doorsnee leidinggevende zichzelf er vaak niet in herkennen. Maar bedenk dat het ook kan gaan om dingen die zo klein zijn (bijv. nét iets te lang kijken, nét iets te vaak complimentjes geven over het uiterlijk of bij een medewerkster binnenlopen die je leuk vindt) dat ze voor niemand ernstig genoeg lijken om er iets van te zeggen, maar alles bij elkaar opgeteld een duidelijk ongewenst patroon laten zien, vaak zonder dat de betrokkene dit zelf beseft.
Dit betekent dat er op leidinggevenden een zware verantwoordelijkheid rust om aan kritische zelfreflectie te doen, zich bewust te zijn van de menselijke neiging tot selectieve waarneming en zelfbedrog, en er niet vanuit te gaan dat anderen het je wel vertellen als je iets doet dat ongemak veroorzaakt (‘Mijn deur staat altijd open’). Maar ook voor je eigen ontwikkeling en inspiratie is dit belangrijk. Je kunt alleen tot persoonlijke groei en bezieling komen als je met beide benen in de realiteit staat, ook de realiteit over wie je bent en het effect dat je op anderen hebt.
Meer hierover lezen en verkennen hoe je dat aanpakt? Lees Mijn ego heeft altijd gelijk van Roos Vonk